Het verhaal van een vluchteling
Gevlucht uit Syrië
Soms wil ik me er weleens voor afsluiten. Voor al die verhalen in de media. Voor alle nieuwsberichten waarin de ene waarheid nog gruwelijker is dan de vorige. Maar dat is struisvogelpolitiek. Want helaas zijn al die verschrikkelijke berichten de keiharde waarheid voor duizenden mensen. En af en toe vindt één van die duizenden de weg naar onze praktijk. Ondanks alle taalbarrières, vervoersproblemen en financiële zorgen.
Last van angsten
Vandaag het verhaal van één van hen. Laten we haar Samira noemen, 9 jaar. Ze stapte samen met haar vader binnen bij onze praktijk, om te vragen of ze geholpen kan worden bij haar angsten. Pas 1,5 jaar wonen ze in Nederland, en Samira weet zich al knap verstaanbaar te maken. Hand in hand met haar vader kijkt ze verwachtingsvol met donkerbruine ogen naar mij, als we een afspraak maken.
Niet durven slapen
Wanneer Samira op intakegesprek komt, legt ze vol gevoel uit waar ze last van heeft. Ze wonen in een klein flatje. Haar ouders, Samira en haar twee broers. Het is klein en krap, maar ze hebben een huis en zijn veilig, benadrukt vader. De vorige bewoner was een oude man, die uiteindelijk is overleden. Sinds Samira en haar gezin in dit huis wonen, kan Samira niet slapen. Ze ziet namelijk de overleden man en is bang dat hij haar wilt doden. Zoals we vaker zien, is het goed mogelijk dat deze angst voortkomt uit een ander, groter, trauma. Want dat er sprake van trauma is wordt duidelijk als Samira verder vertelt.
Haar leven in Syrië
Samira komt uit Syrië. Net als zoveel andere vluchtelingen. Ze woonde daar in een dorpje, met haar vrienden en familie. Haar vader had twee winkels en was succesvol. Ze hadden een mooi huis, zoals Samira vertelt. “Je kwam binnen in het gastenverblijf, dat was een mooie kamer, waar we met visite waren. Daarnaast was de woonkamer. Ik weet nog dat we daar met zijn allen tv keken. Als papa dan thuis kwam van zijn werk, kwam hij er gezellig bij zitten, maar hij wilde altijd wat anders zien. Dan probeerde hij de afstandsbediening te pakken van ons”.
Heimwee
“Naast deze kamers was de keuken, de salon, dat was een hele grote keuken waar we met heel veel mensen tegelijk konden koken. Het was de fijnste kamer van het huis, waar mijn moeder de lekkerste dingen maakte. Nu hebben we een hele kleine keuken. Mama is verdrietig. Ze krijgt hoofdpijn van de stoom in de kleine keuken en mist ons huis. Ik vind het zielig voor mama, ik wou dat we een normaal huis hadden, ik mis ons huis”.
Niet geaccepteerd worden
“We kunnen thuis niet goed spelen. Soms kijken we filmpjes op de iPad, maar als we teveel geluid maken dan klaagt de buurman. Hij wil ons niet hebben. Als ik door het huis ren, dan heeft hij er last van, en bonkt op de muren. Ik schrik dan heel erg. Het gebonk lijkt op het geluid van de bommen, in Syrië. Steeds als de buurman bonkt, word ik bang. Ik durf niet te slapen, ik zie steeds enge dingen. Ik ben bang dat andere mensen in mijn kamer zijn, dat ze me dood zullen maken”.
Tastbaar verdriet
Als Samira op de afspraken komt, vertelt ze veel uit zichzelf, ook al kost het haar moeite om te zoeken naar woorden. Soms probeer ik, om de verwerking op gang te brengen, direct te laten tekenen wat Samira vertelt. Dit wil ze liever niet: “Mag ik het ook zeggen met woorden? Ik kan het niet tekenen”. Het lijkt wel alsof het tekenen de angsten en de akelige gebeurtenissen nog echter maken, nog concreter. Dan wordt het letterlijk tastbaar. Ik help haar dit beetje bij beetje letterlijk onder ogen te zien en structuur te brengen in haar verhaal.
Bommen
“Wat weet je nog van de oorlog?”, vraag ik als ze weer bij me is. “Mijn broer en ik waren alleen thuis. Papa was werken, mijn broer was ook ergens anders en mijn moeder deed net boodschappen voor het avondeten. Het was helemaal stil in huis. Mijn zus keek tv en ik speelde in mijn kamer. Toen hoorde we ineens BOEMBOEMBOEM, heel hard! Er vielen bommen in de buurt. Ik rende mijn kamer uit, en mijn zus ook, waardoor we tegen elkaar botsten. We waren heel bang, en alleen thuis!”.
Vluchten
“Op een middag waren er ineens mensen in het dorp. Ze zeiden dat we nu weg moesten. Dat er soldaten kwamen die ons wilden doodmaken. Mijn vader heeft mij opgetild en we zijn allemaal uit huis gerend. Er was iemand die ook in het dorp woonde, die keek in de straat en zei of ze er aan kwamen. We renden met alle mensen door de straat heen. Ik zag niks, want papa had mijn hoofd tegen zich aangedrukt, dus ik kon niks zien. Hij wilde niet dat ik pijn zou hebben als zij zouden schieten, daarom hield hij mij zo vast. Ik was bang, want iedereen wist dat er aan de andere kant van de straat de soldaten waren”.
Alles achterlaten
“Toen we heel lang hadden gerend, zijn we met een auto verder gegaan. Daar weet ik niet meer zoveel van. We zijn gevlucht naar een ander land, maar daar was het ook niet leuk. Het was geen oorlog, maar niet erg veilig. We woonden ook in een stom huis en papa moest toen heel veel werken om het huis te betalen. We hadden niks. Omdat we ineens moesten vluchten konden we niks meenemen. Ik heb geen spullen meer, geen knuffels, geen foto’s, niks. Papa had alleen zijn mobiel in zijn zak, en daar staan nog wat foto’s op”.
“Ik mis Syrië”
“Na een jaar zijn we naar Nederland verhuisd. Hier is het veilig, ik vind het leuk op school en ben blij om hier te zijn. Maar ik mis Syrië. Ik mis mijn oma en andere familie. Soms spreken we elkaar heel lang niet, want het is daar nog steeds oorlog. Er is ook veel familie doodgemaakt door de bommen in Syrië, ook mijn favoriete oom. Hij was altijd lief voor ons en nam het voor mij op als we per ongeluk iets kapot maakten. Die oom was zo fijn, hij nam altijd een cadeautje voor me mee als we elkaar weer zagen. Ik mis hem”.